Eén keer per maand wandel ik op zondagmorgen in het bos met lotgenoten.
Met mensen die een dierbare hebben verloren. Ze starten al maanden, soms jaren
de dag alleen op en eindigen de dag ook weer alleen. Ze kunnen of willen hun
verhaal niet steeds weer vertellen aan hun kinderen, want ‘niet iedereen zit
meer op je verhaal te wachten’. Ze voelen zich vaak wel eenzaam met hun
verhaal. Daar is de wandeling voor, laagdrempelig, voor mensen die hun verhaal
willen delen, die een begripvol en luisterend oor zoeken. En dat gebeurt, heel
praktisch, al wandelend.
Tijdens de wandelingen is het mij opgevallen dat veel
nabestaanden nog zo graag met hun overleden partner praten of misschien beter
gezegd ‘tegen hen aan praten’, “want hij zegt niet veel terug hoor”. En
tegelijk vragen ze zich af of het wel normaal is en daarom vertellen ze het
vaak niet aan anderen, ook niet aan de kinderen.
“Goedemorgen Henk, lekker geslapen? Ik niet zo hoor, ik heb
een beetje liggen piekeren over hoe het nou verder moet en … het stormde nogal,
de wind gierde om het huis”.
“Ik ga even boodschappen doen hoor Corrie, ik eet vandaag
maar bietjes, vond jij ook altijd zo lekker”.
Een mevrouw vertelde mij dat ze vaak de foto van haar man
tegenover zich neerzet op tafel als ze eet. ‘Dan is het een beetje gezelliger
dan zo alleen te zitten’.
Een andere dame vertelde me dat ze soms het idee heeft dat hij er nog is. “Gewoon
in bed, dan voel ik ineens een beweging. Of ik denk hem in een flits te zien.
Raar he?” “ Helemaal niet raar”, zeg ik dan. Als je vijftig jaar samen bent
geweest, is het dan gek dat je hem soms voorbij ziet lopen in de gang, in de
tuin, op z’n stoel ziet zitten? Lijkt mij niet. ‘Als ik dingen doe of een beslissing moet
nemen dan hoor ik ook nog steeds zijn stem op de achtergrond meepraten: “Ik zou dat zo niet doen”, “Je kunt beter
even…”, enzovoorts.
Ik zeg dan dat hier geen spelregels voor zijn. Daar ben ik
van overtuigd. Iedereen verwerkt op zijn eigen manier. Als je het fijn vindt om te praten met je overleden echtgenoot dan praat
je toch gewoon met hem. En als hij aanwezig is dan is dat toch ook prima.
“Ja, dat is ook eigenlijk zo”.
En zo wandelen en praten we verder op een zondagmorgen. Fijn
te kunnen delen, fijn te kunnen luisteren.
